Ik begin inmiddels toch wel te leren hoe ik rode vlaggen kan leren herkennen. Ik was gisteren op een eerste verkennend gesprek met de befaamde psychiater waarover ik in mijn vorige post sprak, die warempel geen wachtlijst had, en ik moet zeggen dat mijn pessimistisch buikgevoel het niet altijd bij het verkeerde eind heeft. Soms zijn de dingen gewoon effectief kak. Het is heus niet altijd perceptie.
Goed, ik kwam binnen in een onwaarschijnlijk trendy uitgeruste groepspraktijk, waar menig osteopaat, orthomoleculair diëtist en holistische mental- life- en arbeidscoach hun kabinet gevestigd hadden. De wachtzaal was, behalve voorzien van een vat komkommerwater, gelegen in een herenwoningkeuken die in een fancy tijdschrift had kunnen staan. Een bedoeld interieur vol dingen die “we wel belangrijk vonden”. Na het spreekwoordelijk academisch kwartiertje volgde een van de meest bevreemdende intakegesprekken die ik al gehad heb. Nadat ik vertelde dat ik als boekhouder werkte, vond de psychiater het nodig om tegen me te beginnen over haar hoge bijdragen aan de zelfstandigenkas en vroeg ze me om tips voor een goede boekhouder. Ik heb haar maar doorverwezen naar een van mijn vorige werkgevers die in vrije beroep is gespecialiseerd.
Dat bracht ons tot het onderwerk van jobhoppen, wat ik zelf als een significant probleem ervaar en behoorlijk vermoeiend. Iets waar ik zeker aan wil werken. Ze ging er niet echt op in. Ze gaf alleszins niet aan dat het een onderwerp is, waaraan ze verder wil werken. Onverstoord gingen we door naar mijn huidige gezinssituatie en mijn gezin van herkomst. Na daar een hele hoop over verteld te hebben, wierp ze een paniekerige blik op haar klok en vroeg me of ik nog wist tot hoe laat we hadden. Ik liet haar weten dat we nog maar een tiental minuten bezig waren.
Goed, nog een hoop vijven en zessen en toen liet ik haar -in een kortstondige buitje van moed- weten dat ik het een beetje verdacht had gevonden dat ze helemaal geen wachtlijst had. Ze vertelde me dat dat kwam omdat ze “nogal goed doorwerkte” met haar patiënten. Op heel korte tijd waren die namelijk helemaal genezen en tevreden. Geen extra gesprek nodig, geen pilletje meer proberen. Alles opgelost in een mum van tijd.
Nu weet ik niet bijster veel van psychische kwetsbaarheid, maar wat ik het afgelopen jaar wél geleerd heb, is dat ik niet kan streven naar oplossingen wat dat betreft. Ik weet dat ik een kwetsbaarheid heb die ik altijd in de gaten moet houden. Liefst onder het toeziend oog van een of andere professional. Maar zij zag dat helemaal niet zo. Ze zou efficient aan me werken, waardoor ik binnen de kortste keren geen hulp meer nodig zou hebben en snel weer genadeloos aan het boekhouden zijn. Dat ik eerder al aangaf dat mijn gejobhop mogelijk een signaal was van dat ik misschien wel een andere richting met mijn leven uitwil, werd weggewuifd. Nergens voor nodig.
Tot slot vond ze het nodig om over mijn kledingkeuze te beginnen. Ik draag namelijk nogal veel zwart. Eigenlijk alleen maar zwart. Dat is een post-puberale keuze, vermoed ik, die misschien niet altijd even vrouwelijk en fashionable “fab”’ is en zo, maar zwart voelt voor mij veilig. Ik draag zwart omdat het gemakkelijk is. Ik hoef niet na te denken over wat ik ga aantrekken en wat mét wat. Alles past bij elkaar dus je kan er nooit echt helemaal belachelijk bijlopen. Dat vond de psychiater geen goede uitleg. Ze vond het heel belangrijk te benadrukken dat het soort kledij dat je draagt, invloed heeft op hoe je je voelt. Dus als je altijd zwart draagt, je ook vanzelf depressief wordt. Ik mompelde wat bedenkingen over de wetenschappelijke onderbouwing van deze stelling, maar niet luid of assertief genoeg. Ik had niet gevraagd om een stylist, maar om een psychiater. Een arts. Maar ze begon opnieuw. Dat ik de indruk gaf nogal onzeker te zijn, maar dat zwarte kleren erg de aandacht trekken. Dus dat mijn kledingkeuze niet klopt met het narratief dat ik over mezelf poneer. En dat ik in juli toch maar eens soldekes moet gaan doen en iets met kleur gaan kopen.
Dit ligt inmiddels toch al weer een dik etmaal achter me, maar het ligt me nog op de maag. Ik ben buiten gegaan met een attestje voor terugbetaling van de ziekenkas en een nieuwe afspraak op de agenda. Ik wil, omdat ik van mezelf weet dat ik de neiging heb om te negatief te zijn, haar het voordeel van de twijfel geven, maar ergens geloof ik dat mijn buikgevoel dit keer toch wel een punt heeft.
Alleszins sta ik inmiddels toch al wel op twee andere wachtlijsten en mijn jacht op een professional gaat hoedanig door. Jammer dat telefoonangst zo’n belangrijk issue is…
Reacties
Een reactie posten